Gebroeders Van Eyck

Algemeen wordt aangenomen dat Maaseik inderdaad de geboorteplaats is geweest van Jan van Eyck en zijn enigmatische broer Hubert van Eyck. Enkele geschriften uit de 16e eeuw, dus ruim een eeuw na Van Eycks dood ontstaan, bevestigen deze veronderstelling. De 16e-eeuwse kroniekschrijver Marcus van Vaernewijck beschrijft het als volgt: "maer hy was van nativiteyt uut dat ruydt Kempenlant van een verworpen stedekin gheleghen by de Rivier van der Mase... dit stedekin is ghenoemt naer die zelve Riviere Maseyck waarnaer hy ende zijn broeder toeghenoemt waren van Eyck". Ook de Gentse kunstschilder en rederijker Lucas d'Heere schrijft: "Van Maesheyc gheboren den Vlaemschen Apelles" en verder "Die uut dat onnosel [in de toenmalige betekenis van 'onooglijk'] Maesheyc is becleven". De hypothese wordt verder door nog wat secundaire elementen ondersteund die haar toch een grote geloofwaardigheid verlenen. Zo zijn er de studies over het "dialect" van Jan van Eyck. Deze zijn op twee bronnen gebaseerd: de (naar men aanneemt eigenhandig) geschreven indicaties op de getekende studie (Dresden, Kupferstichkabinett) voor het portret van kardinaal(?) Niccolo Albergati, en op het devies "Als ich can" dat op vele van de originele lijsten van Jans bewaarde werken voorkomt. Deze studies wijzen eenzijdig naar een Maaslands dialect. Een tweede element is het feit dat Jans dochter Livina in 1449 in Maaseik in het klooster trad. Dit wijst er op dat de banden tussen de familie Van Eyck en hun streek van herkomst nog levendig moeten zijn geweest, zelfs na de dood van Jan.


Karel van Mander schreef in zijn Schilder-boeck uit 1604 dat Hubert van Eyck omstreeks 1366 was geboren en dat zijn broer Jan aanzienlijk jonger was en dat zij van Maeseyck zijn.

De Stedelijke Bibliotheek Maaseik bewaart een origineel exemplaar van dit boek.