Begeleidende poezie bij
Het Lam Gods van Jan Peeters

In gesloten toestand geeft Het Lam Gods van Jan Peeters (1990) een apocalyptisch beeld weer. De bijgevoegde teksten duiden op eenwording van de evolutie ...

 


I.

en dan

ben ik vannacht

in U verzonken.

Uw stukgewaaide dromen

verstelde ik

tot lappendekens tederheid.

Ik heb Uw levenswandel meegewandeld

als een trouwe hond. .

ik heb Uw koninkrijken niet veroverd

ik heb Uw staatsgeheimen niet verklapt

ik heb alleen Uw taal geleerd

en de gebruiken van Uw vingers,

Uw lippen en Uw hart.

ik werd Uw toeverlaat, Uw secretaris:

de compromissen van Uw liefde

verborg ik

in mijn akten tas.

Uw landwijnen proefde ik steeds zat

en zoeter.

en ik heb U onderhuids gekust,

samen zijn we daarna op stap gegaan

naar de anderen en

door de anderen heen.


II.

het was een avond in september

en we hadden het glas geheven

op de oorlog in Koeweit,

op de fikse groei van West-Europa,

de Ford-siësta en de ozon-laag.

we hadden net het peterschap aanvaard

van Luala, Fin, en Jola,

drie kinderen uit Ethiopië,

die straks chocolade eten

wanneer hun dorp honger lijdt.

we hadden net 't verhaal gelezen

van de koning en de koningin,

't verhaal van Jan en Wim,

die alsmaar flirtten met "het" virus

en steeds minder met elkaar.

toen

plots

de tijd een aanval kreeg,

lusteloos

de dagen liet ontglippen

in een stroboscoop van licht:

't leek een disco voor ouden van dagen.

maar toen we eindelijk naar huis gingen

was 't jaar 2000

lang voorbij


III.

we hijgden, hazewinden

hoge klinkers, klanken angst

we stortten in letterwoorden

onze laatste gevoelens uit

en

vluchtten langs ingevallen wegen

files wanhoop bij elkaar

ook de elementen werden dronken,

dansten,

carnavalden, gingen vreemd bij andere

atomen en kijk:

water steende in kranen

in de lucht vatten de wolken vuur,

het zand sloeg metershoge golven

tegen 'n berm appartementen

alles

dreunde in elkaar

en

ik weet niet wie er toen heeft geschoten,

we riepen allen: doet U maar!

en het werd stil en het werd tijdloos

en het werd tijdloos stil.

 

IV.

toen we eindelijk ontwaakten

speelde een grijsgeworden God

preludes voor een nieuwe stilte en

ik herkende hen, die ik

eergisteren nog

vaag wist of weten wou:

de vaders van de vader van

mijn vader

de zonen van de zonen van

mijn zoon.

Abraham en Socrates

Goethe en Van Gogh.

en dan ben ik opnieuw in U verzonken

met alle mensen tegelijk

alle rangen, alle standen

en met de engelen van van Eyck.

Jan Peeters