Marcus van Vaernewijck. Wikipedia

Bron: Wikipedia

Bron: Wikipedia

© René Vroomen en Bert Mersch

Bron: Wikipedia

Jan Van Eyck in brons door J.G. Buckens. Eigendom van Jos Baeten, Maaseik.

Hubert en Jan Van Eyck: ereburgers van de stad Maaseik
Argumentatie door Gilbert Mersch, lic. Geschiedenis en Eric Langie, lic. Oudheidkunde en Kunstgeschiedenis.

Allereerst verwijst de familienaam van de schilders Hubert en Jan Van Eyck naar de stad Maaseik. In de 14e en 15e eeuw was Eyck de gebruikelijke naam van onze stad.

In 1409 schildert ‘Meester Hubrecht' in opdracht van een zusterklooster in Tongeren
(gelegen in het Prinsbisdom Luik) een altaar-retabel.
Men hield er aan om de kinderen een voornaam te geven van een heilige van de streek.
Voor het Prinsbisdom Luik, waartoe Maaseik vanaf 1366 behoorde, waren dit de heiligen Hubert en Lambert.
De jongste broer van Jan en Hubert Van Eyck heette trouwens Lambert.
De naam van Hubert Van Eyck wordt op verschillende manieren gespeld, bijvoorbeeld ‘Lubrecht’. Deze laatste schrijfwijze is typisch Limburgs.
Algemeen wordt aangenomen dat Hubert en/of Jan Van Eyck de heilige zusters Harlindis en Relindis afgebeeld hebben op het Lam Gods. Zij moeten dus vertrouwd geweest zijn met de heiligencultus van beide heilige zusters van Aldeneik-Maaseik.

In 1422 werkt Jan Van Eyck als schilder in dienst van Jan van Beieren (1374-1425), eerst in Luik en vanaf 1417 in Den Haag.

De kroongetuigen van hun Maaseiker herkomst zijn twee Gentse rederijkers (dichters):
Lucas d’Heere en Marcus van Vaernewijck die beiden rond 1560 schreven dat ze in Maaseik geboren waren.

De derde kroongetuige is Karel van Mander die in 1604 zijn “Schilder-boeck” schreef en daarin eveneens Maaseik als geboorteplaats aanwees. De auteur vermeldt het jaar 1366 als vermoedelijke geboortedatum van Hubert; van Jan zegt hij dat hij ettelijke jaren jonger was. Hun sterfdata zijn wel bekend, voor Hubert 1426 en voor Jan juli1441.
Van Mander beweert dat Hubert de leermeester van Jan was en dat er in hun gezin een kunstminnende sfeer heerste. Ook hun zuster Margareta was kunstzinnig aangelegd. 
De stad Maaseik schafte in 1608 zich het Schilder-boeck aan “als een eeuwige gedachtenis aan hun vroegere stadsgenoten”.


Daarnaast zijn er nog een aantal indirecte bewijzen. 
Om te beginnen de lijfspreuk van Jan Van Eyck: “Als ich can”, met het Maaslandse ‘ich’ en niet ‘ik’.
Het betekent: zo goed als ik kan en het is een uiting van nederigheid en zelfbewustzijn tegelijk.

Een ander taaldocument zijn de door Jan Van Eyck eigenhandig geschreven nota’s op een zilverstifttekening over het aangezicht van kardinaal Albergati.
Daarin komen diverse Limburgse/Maaslandse woorden voor: ‘nase’ en ‘ougen’, ‘roed’ en ‘bleic’ en twee bijwoorden: ‘wal’ (wel) en ‘ouch’ (ook).
Deze woorden zijn in ieder geval geen Brabants wat erop wijst dat Hubert en Jan niet van Arendonk of Bergeyck afkomstig zijn.


Dan is er nog het wapenschild van Jan Van Eyck.
Twee van zijn grootouders voeren een dubbel slangenkopkruis. Dit hoort toe aan de familie Bex die toen eveneens in de stad Maaseik woonde.
Merkwaardig is ook dat zijn grootmoeder aan moederszijde hetzelfde wapenschild heeft als Jan namelijk de drie schildjes van het Sint-Lucasgilde. Wapenkundig is dat een geschonken wapen en dat betekent dat Jan zijn gave van kunstschilder aan zijn grootmoeder toeschrijft. Dit is een bevestiging van de kunstzinnige sfeer in de familie van Eyck waarvan van Mander getuigt.


Voorts is er de relatie tussen Jan Van Eyck en het Agnetenklooster van Maaseik.
In 1450, 9 jaren na de dood van Jan, treedt zijn dochter Livina in, in het Agnetenklooster en hertog Filips de Goede van Bourgondië schenkt een aanzienlijk bedrag als bijdrage aan haar bruidsschat.
In de sacristie bevonden zich ook twee kazuifels van de vader van zuster Livina,
lees ‘van Jan Van Eyck’.
In de dodenlijst van het klooster komen ook een zuster Margaretha Van Eyck en een zuster Geertrui Van Eyck voor, mogelijk de vrouw en de andere dochter van Jan Van Eyck. Hierdoor mogen we aannemen dat ook de vrouw van Jan van Eyck uit Maaseik afkomstig was en dat de weduwe van Jan en haar twee dochters in het Agnetenklooster zijn ingetreden. Dit kan enkel verklaard worden door het feit dat er familieband van Van Eyck met de stad Maaseik moet geweest zijn. Waarom zouden de weduwe en de dochters van Jan Van Eyck, die zo lang is dienst was van de Bourgondiërs, een nieuw onderkomen zoeken in een stad die niet binnen het Bourgondische rijk lag maar in een ander ‘land’: het Prinsbisdom Luik.
Tijdens de opgravingen van het Agnetenklooster werd door stadsarcheoloog Hubert Heymans een wassen zegel van het Agnus Dei gevonden. Men vermoedt dat deze via kardinaal Albergati in handen is gekomen van de dochter van Jan Van Eyck.

Cornelius Gaillard vermeldt in zijn Epitaphiarum (1549-1563) de grafsteen van Hubert Van Eyck en schrijft dat deze afkomstig is van Maaseik.

Begin 2021 werd onderstaande registratie van de ontvangst van een biechtbrief van Jan Van Eyck ontdekt in de archieven van het Vaticaan te Rome. Deze is gedateerd op 26 maart 1441 en luidt als volgt:

“Moge het Uwe Heiligheid believen om aan Johannes Van Eyck en aan zijn echtgenote Margaretha, beiden uit het bisdom Luik een biechtbrief te verlenen die voor eeuwig zal gelden.
( Het is) een gerechtvaardigde zaak. Moge het gebeuren door een uitzonderlijke gunst via N(iccolo Albergati)”.

Hiermee wordt weerom aangetoond dat de schilders Hubert en Jan Van Eyck uit het Prinsbisdom Luik afkomstig zijn.

Maaseik maakte als Loonse stad op dat moment deel uit van het Prinsbisdom Luik.

Prof. Jan Dumoulyn (Universiteit Gent) is er o.a. op basis van bovenstaande gegevens van overtuigd dat de gebroeders Hubert en Jan Van Eyck ongetwijfeld van Maaseik afkomstig zijn.

Het staat vast dat de gebroeders Hubert en Jan Van Eyck de olieverfschilderkunst geperfectioneerd hebben.

Dat zij de kennis van het perspectief naar een hoger niveau tilden en alleen al door de creatie van Het Lam Gods wereldfaam genieten.

Jan Van Eyck was tevens de eerste schilder die zijn werk ondertekende en zichzelf meermaals afgebeeld heeft in zijn werken waarin hij, als geen ander voor hem, er in slaagde om het onderwerp zeer gedetailleerd en realistisch weer te geven.
 
De internationale naam en faam van de gebroeders Van Eyck straalt dan ook af op onze stad die we terecht hun bakermat mogen noemen.

Zij maken onze inwoners trots wat op verschillende vlakken tot uiting komt:
van het standbeeld uit 1864 op de Markt, de Van Eycklaan, zaal Van Eyck, de Van Eyck-tripel, het Van Eyckplatform, het Van Eyck pop up Museum, Speelgroep Van Eyck, toeristische rondleidingen met Van Eyck als thema, enz..

Vandaar dat zij terecht door de Stedelijke Cultuurraad Maaseik werden voorgedragen als ereburgers van de stad Maaseik hetgeen door de gemeenteraad op 27/6/2022 bekrachtigd werd.